
Deelfiets Discussieavond onderstreept belang landelijke opschaling deelfiets
Op 18 maart vond in de Utrechtse Jaarbeurs de Deelfiets Discussieavond plaats. Een avond met als doel om met een grote en diverse groep beleidsmakers, bestuurders, aanbieders en experts werk te maken van de opschaling van de deelfiets in Nederland.
Dat deze avond volledig in het teken stond van de deelfiets, is niet zonder reden. Maarten van Biezen (Programma directeur Natuurlijk!Deelmobiliteit): “Met de deelfiets kan veel meer flexibele bereikbaarheid aan ons vervoerssysteem worden toegevoegd, zeker als dat in grotere gebieden gebeurt in aanvulling op het openbaar vervoer.” Maarten onderstreept dat de deelfiets ook waardevol kan zijn voor dorpen en kernen in het landelijk gebied: “Juist op plekken waar het openbaar vervoer minder beschikbaar is en reisafstanden groter zijn, kan de deelfiets een belangrijke rol spelen in het verbeteren van de bereikbaarheid van voorzieningen. Het geeft een extra vervoersmogelijkheid. Bijvoorbeeld vanaf een OV-halte, P&R of station naar het ziekenhuis, je werklocatie of een natuurgebied in de regio.”
Opening: het nu en morgen van de deelfiets
De avond werd geopend door gespreksleider Geert Maarse. Hij vroeg Maarten hoe het nu eigenlijk gaat met de deelfiets: “Nederland is op de goede weg met de deelfiets, kijk alleen maar naar het succes van de OV-fiets. Tegelijkertijd is er nog heel veel te winnen. Van een rapportcijfer 7 moeten we naar een 9.” Er is al wat publiek beschikbaar aanbod in en rond de grote steden, het landelijk gebied heeft een aantal lopende projecten en er zijn regionale initiatieven gestart of in voorbereiding. Het aanbod en deze initiatieven hangen echter nauwelijks met elkaar samen. Dit beperkt ook de toegankelijkheid ervan voor reizigers die gemeente- of provinciegrenzen over gaan. Maarten riep op tot een brede samenwerking op zowel regionaal als nationaal niveau en vroeg zich hardop af of een vorm van nationale regie nodig is om de deelfiets echt van de grond te krijgen. Een vraag die als een rode draad door de avond zou lopen.
Paneldiscussies: deelfiets-initiatieven van alle kanten bekeken
De eerste paneldiscussie leverde een waardevolle inkijk in praktijkervaringen en visies van deskundigen op. Menno Bloem van Goedopweg en wethouder Ellie Eggengoor (Nieuwegein) benadrukten het belang van regionale samenwerking. Menno gaf daarbij het voorbeeld van de samenwerking tussen de steden Utrecht en Amersfoort met omliggende gemeenten. “Door gemeenten aan elkaar te verbinden is het voor aanbieders beter mogelijk om met die schaal een betere businesscase te realiseren, en daarmee ook plekken te kunnen invullen waar dat doorgaans moeilijker is.” Op deze manier kan de gehele regio wél bediend worden. Taco van der Steen (Donkey Republic) versterkte deze boodschap door te stellen dat regionale systemen, ondersteund door bijvoorbeeld een overheidsbijdrage, essentieel zijn voor opschaling. “Anders gaan aanbieders alleen zitten op de plekken waar een businesscase te behalen is.”
Ook Frans Hamstra van het Overijsselse Steenwijkerland deelde zijn ervaring met hun publiek geëxploiteerde deelfietsenaanbod. Hij legde uit hoe zijn gemeente de nadruk legt op het buitengebied en toerisme. “Onze deelfietsen zijn er niet alleen voor toeristen, maar ook voor bewoners en werknemers. Nog dit jaar zijn er rond Steenwijk 150 deelfietsen beschikbaar op 40 hubs”, zei Hamstra trots. Ook mobiliteitsexpert Geert Kloppenburg brak een lans voor de deelfiets in het landelijk gebied. “Vervoersarmoede is echt een serieus probleem in het landelijk gebied en de deelfiets kan bijdragen aan de oplossing”, stelde hij.
De discussie werd scherper rond het thema nationale regie. Rinse Gorter (gemeente Den Haag) gaf aan dat de aandacht voor deelfietsen in de stad toeneemt, maar dat er ook bestuurlijke ambitie nodig is om verdere groei te realiseren op zo’n manier dat het betaalbaar en toegankelijk wordt voor meer doelgroepen. “Er is meer nodig om ervoor te zorgen dat de deelfiets niet alleen blijft, maar ook kan groeien in aantal en kwaliteit. Zowel in de stad als in de bredere regio”, aldus Gorter.
Maud van Alphen van aanbieder Hely voegde een ander perspectief toe aan de avond, namelijk vanuit de zakelijke markt en gesloten gebruikersgroepen. Hely sloot onlangs een succesvolle pilot af met het UMC Utrecht, waarbij medewerkers van en naar Utrecht CS gebruik konden maken van een fietssysteem en OV. 90% van de medewerkers die heeft meegedaan aan deze pilot gaf aan deze manier van woon-werk reizen te willen behouden en de auto thuis te willen laten staan. Maud noemde het belang van maatwerk en flexibiliteit: “Gesloten communities zoals bedrijven, maar ook nieuwbouwprojecten met minder beschikbare parkeerplaatsen, hebben specifieke behoeften om stappen te zetten in deze transitie. Denk dus niet alleen in de publiek beschikbare deelfiets als de one size fits all oplossing, want…it does not fit!
Toen Jan-Bert Dijkstra (Directeur Mobiliteit & Gebieden bij het ministerie van IenW) gevraagd werd om zijn licht te laten schijnen op de initiatieven die langskwamen, benadrukte hij het belang van het Nationaal Programma: “De verscheidenheid aan initiatieven die we door heel Nederland zien, laat duidelijk de noodzaak zien voor meer harmonisering, zowel vanuit het belang van de reiziger als de aanbieders. Terwijl we binnen Natuurlijk!Deelmobiliteit werken aan een solide basis op nationaal niveau, moeten we de focus blijven leggen op wat er lokaal en regionaal al gebeurt en daar de lessen uit trekken. Regio’s spelen echt een cruciale rol in de opschaling van de deelfiets. Het is aan het Nationaal Programma om te verkennen hoe we dat met elkaar kunnen versnellen.”
Een volwaardige plek voor de deelfiets: waar ligt de sleutel?
Na het overzicht met huidige initiatieven kreeg men de film ‘How shared bicycles can transform the mobility system’ voorgeschoteld. Hierin presenteert Geert Kloppenburg op kenmerkende wijze de resultaten van anderhalf jaar intensief onderzoek naar publieke deelfietssystemen in Nederland én daarbuiten. “Of het ook een film is uit liefde? Zeker! Ondanks mijn scherpe kritiek is de film ook een ode aan grondleggers als Ronald Haverman en Luud Schimmelpenninck.”
In de tweede panelronde lag de nadruk op de acties die nodig zijn om de deelfiets naar een hoger niveau te tillen. Chrétienne Hoek van Rebel Group wees op de rol van technologische innovaties, zoals de mogelijkheid voor een uniform systeem van contactloos betalen, dat de deelfiets toegankelijker kan maken voor een breder publiek. Cathelijn Dijk van NS Stations stond stil bij de benodigde infrastructuur voor opschaling. De ruim 400 treinstations vormen in haar ogen de belangrijkste hubs voor de deelfiets. Ze vroeg zich af in welke mate de opschaling van de deelfiets ook kansen kan bieden voor het efficiënter gebruiken van de schaarse ruimte in de steden. In het bijzonder voor de stationsomgeving en de fietsparkeeropgave daar.
De Vlaamse Sofie Staelraeve van Lime werd door Geert Maarse gevraagd naar wat we kunnen leren van de Belgen, als het om de deelfiets gaat. Volgens Sofie speelt de beschikbaarheid van e-bikes een cruciale rol in het versnellen van de transitie naar deelfietsen. Ronald Haverman van de Provincie Zuid-Holland (en bedenker van de OV-fiets) wil juist een betaalbaar deelfietsaanbod, bijvoorbeeld voor het dagelijks reizen door forenzen. “Een forens moet echt voor 20 euro per maand klaar zijn, anders maakt men een andere keuze”, stelde hij. Daarbij pleitte hij voor een verdubbeling van het aanbod van de OV-fiets, veel meer aanbieders en een duidelijke abonnement structuur om het deelfietsaanbod aantrekkelijker en betaalbaarder te maken voor de reiziger. Voor Freek Bos (Rover) stond de reiziger uiteraard ook centraal in de discussie. Hij zei positief te zijn over de potentie als de deelfiets op steeds grotere schaal beschikbaar is en het gemakkelijk werkt. “Je moet als reiziger direct inzicht hebben hoeveel je moet betalen voor je rit en er altijd op kunnen vertrouwen dat dit nooit te veel is.”
Reacties uit de zaal
Tijdens de discussie was het publiek zeer betrokken. Zo werd gewezen op de enorme potentie van de deelfiets als na-transportsysteem voor OV-gebruikers die op dit moment niet benut wordt. “We zeggen altijd dat we een fietsland zijn, maar dat geldt vooral aan de herkomstzijde van het station. Laten we die ambitie nu ook eens waarmaken aan de bestemmingszijde van het station en de huidige 2% van de OV-reizigers die een deelfiets gebruiken fors vergroten.” Deze overtuiging werd breed gedeeld in de zaal. Ook klonk de oproep om op grote schaal te investeren in de deelfiets: “We lopen echt vast met automobiliteit. Daarom moeten we met de deelfiets een enorme schaalsprong maken. Meer betrouwbaar en toegankelijk aanbod vanaf stations, maar ook op P+R locaties. Als je autogebruik echt serieus terug wil dringen zijn we er niet met 200.000 fietsen. Ik zie graag bij de overheid meer bereidbaarheid om fors te investeren in deelmobiliteit als volwaardig onderdeel van het publieke vervoerssysteem, net zoals men dit in het OV doet.”
Financiering en beleidsopties: is nationale regie nodig?
In het laatste deel van de discussie werd aan de hand van een drietal stellingen uitgebreid gesproken over het belang van en de wijze waarop we de deelfiets in Nederland kunnen opschalen. Het werd duidelijk dat de uitvoering het beste kan worden georganiseerd vanuit de regio. Ook vond twee-derde van de deelnemers dat een vorm van nationale regie essentieel is om meer samenhang te krijgen. Daarbij werden punten genoemd als het uniformeren van betalen, herkenbaarheid voor de reiziger en interoperabiliteit met MaaS-aanbieders. Op de vraag hoe deze opschaling dan bekostigd moet worden, werd er zowel in de zaal als op het podium gepleit om een (zeer beperkt) deel van de beschikbare OV-budgetten hiervoor te gebruiken, zoals men bijvoorbeeld in België en Duitsland doet. Dat gaat niet gelijk over heel veel geld. Maarten van Biezen becijferde: “Als we de bijdrage van wat nu in de regio Utrecht door de overheid wordt aangevuld voor een betaalbaar deelfietssysteem op OV-haltes, P+R locaties en bedrijventerreinen vertalen naar een nationaal dekkend deelfietssysteem, hebben we het over zo’n 18 miljoen euro.”
Afsluiting: concrete voorstellen voor een effectiever systeem
Maarten van Biezen sloot de avond af met een opsomming van de belangrijkste inzichten. “We concludeerden dat er misschien niet eens heel veel geld nodig is voor een grote stap, wat het meer haalbaar maakt.” Ook noemde hij de behoefte aan nationale regie in combinatie met regionale uitvoering, die naar boven kwam in de discussie. “We moeten ontdekken wat die nationale regie dan precies inhoudt en hoe het vervolgens te organiseren.” Verder gaf hij aan vooral erg blij te zijn met de avond. “Wat we vanavond met elkaar hebben besproken is echt pas het begin. Ook vanuit Natuurlijk!Deelmobiliteit gaan we door. Zo werken we aan het bestuurlijk adviestraject, gericht op de samenwerking tussen markt en overheid. Eind dit jaar hopen we de basis te hebben gelegd voor een aanpak waarmee we de opschaling, samen met alle stakeholders, meer geharmoniseerd kunnen uitvoeren”, aldus Maarten.
Reacties